3 Vrijdag 3 juni 2016 - Van Hvolsvöllur area naar Vík area
Na het ontbijt vertrekken we in oostelijke richting langs de kust en al gauw stoppen we voor onze eerste waterval vandaag: de Merkjárfoss, ook wel de Gluggafoss (raamwaterval) genoemd. De Merkjá valt van een klif naar beneden dat vlak na de laatste ijstijd eens deel van de IJslandse kust uitmaakte.
Samen met de bergen vormen ze een duidelijke afbakening tussen het laagland aan de kust en het IJslandse Hoogland.
Zoals je op dit plaatje links ook ziet, is het niet bepaald druk op de IJslandse wegen. Een verademing trouwens.
Altijd
weer leuk om de uitdaging aan te gaan. Onder een waterval doorlopen en
proberen niet nat te worden. Een onmogelijke opgave, maar dit keer lukte
het heel aardig, al durfde ik mijn camera niet mee te nemen. Dora had
gezegd dat we hier onze waterflessen zouden kunnen vullen, maar dat heb
ik toch maar niet gewaagd te doen. Wel in de benedenloop van de
waterval.
Dit
zuidelijk deel van IJsland staat bekend om zijn vele watervallen.
Nauwelijks weer enkele kilometers gereden in de bus en dan is daar weer
een andere prachtige waterval, de Skogafoss.
Je
hebt hier onderaan de waterval een prachtige kijk op al dat
neerstortende water. Je kunt ook met een trap naar boven lopen en zo op
het uitkijkplatform bovenop de waterval kijken. Een indrukwekkend
gezicht.
In de bovenloop van de rivier zijn nog eens
een stuk of dertig andere watervallen te vinden. Vanuit het platform kun
je die in de verte inderdaad ook zien.
En ook hier weer die prachtige zeer heldere regenboog, soms zelfs wel twee tegelijkertijd.
Volgens de legende heeft de eerste
Viking-kolonist, Þrasi Þórólfsson, in een grot achter de waterval een
schat begraven. De lokale bevolking van IJsland zou volgens het verhaal
de schatkist jaren later teruggevonden hebben. Toen ze echter de ring
aan de zijkant van de kist vastpakten, verdween de schat helaas in het
niets. Naar verluidt is de ring aan de lokale kerk geschonken. Deze oude
reliek bevindt zich nu in een museum, maar of dat het volksverhaal
geloofwaardiger maakt, is natuurlijk nog maar de vraag.
Onderweg stoppen we ook nog bij het Skogar Museum. Hier zien we uitgebeeld hoe IJslanders in vroeger tijden leefden.
We
krijgen uitgebreide verhalen te horen van de conservator van dit museum
die ook - net als onze reisgids - graag wil geloven in de mogelijkheid
dat de sagen die de ronde doen ook echt op waarheid berusten. "IJsland
voelt gewoon te ongeloofwaardig aan om echt te bestaan", schreef ooit
iemand die door zijn reizen 's lands cultuur en natuur op zich had laten
inwerken.
De gebouwen omvatten een volksmuseum en een transportmuseum. Het pronkstuk van het museum is de volledig getuigde houten vissersboot Pétursey. Deze boot werd gebouwd in 1855 en was in gebruik tot ongeveer 1946.
In het volksmuseum staan maar liefst 6000 attributen tentoongesteld.
Hieronder zijn vondsten uit het verleden, maar het museum besteedt ook
aandacht aan oude ambachten, kleding en gebruiksvoorwerpen.
Het
transportmuseum laat behalve oude landbouwvoertuigen ook de
communicatiemiddelen die in vroeger tijden werden gebruikt zien, zoals
die van de zeevaart, maar ook oude telefooncentrales die destijds een
resuachtig volume hadden met ingewikkelde schakelingen.
Leuk om eens gezien te hebben, maar ik duik toch liever de natuur in, want daar ben ik uiteindelijk toch voor gegaan.
Van daaruit vervolgen we onze route langs de zuidkust richting Dyrhoólaey. Hier op het kaartje helemaal links onderaan te zien.
Onderweg zien we onze eerste gletsjer, de Sólheimajökull. Het is een uitloper van de Mýrdalsjökull, de
4e grootste gletsjer van IJsland. De Sólheimajökull is een van de meest laagdrempelige gletsjers
van IJsland. Je kunt hem makkelijk op eigen gelegenheid
bezoeken. Helaas zien wij deze gletsjer alleen maar vanuit de verte, uit een autoraampje.
Na een rit van 80km koersen we aan op Vik,
het meest zuidelijkste dorpje met 480 inwoners. Het is een erg
populaire toeristische bestemming, het enige dorpje op IJsland zonder
haven.
Vík ligt aan een gitzwart strand met ten westen ervan de Reynisdrangar,
zwarte 66 meter hoge basaltzuilen (restanten van vulkanen), in zee.
Door het onstuimige weer deze ochtend zijn deze helaas in dichte mist
gehuld en zien we af en toe vage vormen ervan. De volgende dag rijden we
er min of meer langs als we vanuit ons guesthouse (even ten westen van
Vík gelegen) weer in oostelijke richting onze reis vervolgen. Ik had me
ook verheugd op het zien van onze geliefde papagaaiduiker, maar die
hebben we helaas niet mogen ontmoeten.
We lopen vanuit
het dorpje in de richting van het strand. Onze reisgids heeft ons
gewaarschuwd niet te dicht bij het water te komen omdat de golven
verraderlijk zijn en ruw op het strand bonken. Dat heb ik gemerkt:
Aanvankelijk was Vík een vissersdorp, maar door de afwezigheid van een haven en de gevaarlijke kust die aan veel zeelieden het leven kostte, werd het vanaf 1887 meer een handelsplaats.
Op
de foto hierboven is dat zwarte strand goed zichtbaar. Ik ben gelopen
naar die grote rots en zag daarna bij vlagen door de beukende
oceaangolven en de mist de hoog uit zee oprijzende rots. Je ziet het op
dit korte filmpje.
En op het kaartje hiernaast zie je (als je het even vergroot) goed
dat eilandje Dyrhólaey met de parkeerplaats (links) en het uitzichtpunt
nabij de basaltformaties.
Het basaltgesteente is soms gestapeld alsof het langgerekte
legoblokjes zijn. Lavastromen zetten dat gesteente af.
Voor het
onderzoek naar de geologie van de planeten in ons zonnestelstel is dit
gebied voor geologen bijzonder interessant. Basaltgesteente is namelijk
de voornaamste steensoort waaruit rotsachtige planeten zoals Mars zijn
opgebouwd.
We overnachten op een boerderij 24 km ten westen van Vík in Guesthouse Sólheimahjáleiga.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten